Elke keer opnieuw zeg ik dat ik er niet meer aan begin, maar ach, ze zijn toch zo schattig, meneer… Drie weken geleden waren ze er weer eens aan begonnen, en direct jaloers op elkaar. Twaalf eieren, één nest, twee kippen. En geen millimeter wijken voor elkaar. Vrouwen…
Nu, drie weken later en enkele eitjes minder – af en toe vond ik er één uit het nest gegooid – zijn er vijf kuikens uitgekipt.
Die heb ik alvast apart gezet in een ren met één van de kloekjes. In de vijf overblijvende eitjes hoor ik geen beweging, maar je weet maar nooit… Daar mag de andere kloek nog even op verder broeden.
En nu begint het weer; laten loslopen gaat niet of de kraaien zijn er mee weg. Als de andere kippen ze al niet doodpikken. Dus apart in een ren zetten, apart drinken en eten geven, afdekken tegen wind en regen, in het slechtste geval sterven er nog een paar… Die die overblijven, blijken dan steevast hanen te zijn, die ik alsnog zal moeten slachten.
Maar kom, die zachte, gele donsbolletjes, is er nu iets schattiger?